De EU-visie van Mark Rutte is onduidelijk en riskant!
Als de EU ondanks Ruttes harde lijn stapjes richting integratie zet, speelt dat Thierry Baudet in de kaart.
Een duidelijke EU-lijn van Rutte III was amper te verwachten. Toch kwam Rutte op de Europese top in december met een ambitieuze Europese visie. Het regeerakkoord zweefde tussen een harde Europese opstelling en compromisbereidheid. Dit kabinet wilde geen overdrachtsunie maar liet veel in het ongewisse. De vraag was of de Europese handrem van VVD, CDA, CU en het integrationistische D66 zou leiden tot een Europese patstelling.
Daarbij moest Rutte in 2015 de verkiezingsbelofte van 2012 van ‘geen geld meer naar Griekenland’ breken toen het derde Griekse steunpakket nodig bleek. Het leek even alsof Rutte de les had geleerd dat een zelfstandig Nederlands standpunt onhoudbaar is in de Europese arena.
Sinds de top weten we dat Rutte desalniettemin opnieuw voor een harde lijn kiest. Hij wil af van het ‘als-dan’-denken dat de Europese geschiedenis heeft bepaald: Als lidstaten beloven te hervormen, dan kunnen ze rekenen op Europese steun. Zijn ‘narratief’ is dat lidstaten moeten hervormen omdat ze het zelf nodig vinden; niet om iets van de EU te krijgen. Na zijn riskante ‘geen geld naar Griekenland’ heeft hij nu hier zijn Europese politieke lot aan verbonden.
Dat Rutte openlijk inzet op een visie is waarschijnlijk het gevolg van pogingen van de Franse president Macron en Commissiepresident Juncker om te komen tot een allesomvattend compromis dat als win-winuitkomst gepresenteerd kan worden.
Verdiepte integratieplannen mikken op een Europese minister van Financiën, financiële steun voor hervormingen, een eurozonebudget, voorbereidingen voor uitbreidingen van de EU en de eurozone, meer nadruk op innovatie, etcetera. Vooral de Europese minister is voor het gereserveerde Nederland bedreigend omdat deze post verbonden is aan veel andere plannen, zoals een Europees Monetair Fonds (maar dan met een politieke leiding), een eurozonebudget, een grotere rol voor het Europese Parlement, en een politiek bestuurd achtervangmechanisme voor zwakke banken.
Steun voor een allesomvattend plan komt van de Europese Commissie, Frankrijk, Martin Schulz en tal van (Europese) denktanks, zoals de vermogende Duitse Bertelsmann Stiftung. Achter de coherente plannen zit veel intellectueel leiderschap, terwijl landen die geen verdiepte integratie willen verdeeld zijn, weinig inhoud bieden boven ‘we willen het niet’, en geen duidelijk gezicht hebben door Merkels coalitieperikelen. In dit leiderschapsvacuüm springt Rutte.
De inzet van Rutte is echter gedurfd. Het eerste risico is dat hij opnieuw zal moeten inschikken in Brussel omdat een land geen groot Europees compromis kan stoppen zonder verlies van status. Niet zonder reden hameren Thierry Baudet en andere EU-critici op de onstuitbaarheid van sluipende Europese integratie.
Tweede risico is de onduidelijkheid van Ruttes visie. Hij wil geen ‘als-dan’ maar komt bijvoorbeeld zelf met ‘volgtijdelijk’ denken, bijvoorbeeld door Europese garanties voor spaargeld te accepteren als lidstaten bepaalde stappen nemen. Ook gaat hij akkoord met een Europees Monetair Fonds en omarmt daarmee waarschijnlijk de politisering van het economische toezicht. Onderhandelen op basis van ‘als-dan’ is bijna onvermijdelijk in de Europese arena. Rutte wil, constructief, wel water bij de wijn doen. Zijn visie kan makkelijk vervallen tot retorisch jongleren