NOG EEN VOORBEELD VAN DE SCHENDING VAN MENSENRECHTEN DOOR ONZE REGERING!
De Japanmse Ereschuld.
De Stichting Japanse Ereschulden komt op voor de belangen van de Nederlanders uit voormalig Nederlands-Indië die tijdens de Tweede Wereldoorlog door toedoen van de Japanse overheid schade hebben geleden door hen gevangen te houden in concentratiekampen, gevangenissen of daarbuiten. In het bijzonder vraagt de Stichting aandacht voor de schending van de mensenrechten en erkenning voor de daarvoor toegebrachte materiële en immateriële en/of psychische en fysieke schade alsmede de gevolgen daarvan. Daarnaast vraagt de Stichting aandacht voor de wijze waarop die Nederlanders bij terugkomst in het Vaderland werden bejegend, gediscrimineerd en grondrechten werden ontnomen.

Het meest verwerpelijke is de regelrechte discriminatie van de Nederlandse overheid ten opzichte van de Nederlanders uit Nederlands-Indië door het niet vergoeden van de particuliere oorlogsschade. In februari 1951 nam het parlement de Wet op de Materiële Oorlogsschade aan, de WMO. Deze hield in dat alle oorlogsschade die door Nederlanders geleden werd als gevolg van de Duitse bezetting, kon worden geclaimd. De Nederlanders uit Nederlands-Indië werden expliciet van deze wet uitgezonderd. Het was de mening van de toenmalige regering, dat de jonge (en toen straatarme) nieuwe republiek Indonesië daarvoor verantwoordelijk was.
Onder de WMO is aan Nederlandse particulieren in de loop der jaren een bedrag van 5,9 miljard guldens uitbetaald. Dit bedrag was hoger dan wat Nederland aan Marshallhulp ontving. Men presteerde het zelfs om ook de slachtoffers van de watersnoodramp van 1953 onder de WMO te brengen…! De Nederlanders uit de voormalige kolonie ontvingen geen cent. Overigens dient hierbij wel vermeld te worden dat het Marinepersoneel uit Indië weliswaar hun achterstallige salaris uitbetaaldkregen, maar de door hen geleden oorlogsschade evenmin vergoed hebben gekregen.
Als onderdeel van Het Gebaar uit december 2000 wist Het Indisch Platform te bewerkstelligen dat er wetenschappelijke studies zouden komen naar deze twee aspecten van De Indische Kwestie: de backpay en de materiële oorlogsschade. Deze studies, uitgevoerd door historici van het NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogs Documentatie), verschenen in respectievelijk 2005 en 2006, met een overzichtsrapportage in 2007. In beide studies werd aangetoond dat de opeenvolgende Nederlandse regeringen ernstig in gebreke waren gebleven wat betreft de Nederlandse landgenoten uit Nederlands-Indië. Aangetoond werd dat Het Gebaar uit 2000 geenszins een compensatie was voor de twee aspecten van De Indische Kwestie. Ook bij de in februari 2001 gehouden Parlementaire behandeling stelde de toenmalige minister van Financiën Gerrit Salm klip en klaar, dat Het Gebaar niets te maken had met het herstel van de materiële oorlogsschade.
Zeer beschamend in deze NIOD-studies is de vergelijking van de Nederlandse situatie met die in de diverse andere landen die in oorlog waren metJapan. De Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk hebben hun landgenoten uit de Aziatische koloniën ruimhartig gecompenseerd, ook voor de geleden oorlogsschade. Zelfs het toen straatarmePortugalheeft in de zeventiger jaren van de vorige eeuw haar landgenoten uit Portugees Timor en Macao volledig gecompenseerd. De Nederlandse overheid slaat wat dat betreft beslist geen al te best figuur. De petitie vermeldt terecht dit “achter-stallig onderhoud” door de diverse regeringen. Wat ook de politieke kleur was van de regeringen in die 67 jaar, ze hebben ´De Indische Kwestie´ niet tot een oplossing gebracht. De angst was en is dat een adequate compensatie van de Indische gemeenschap heel veel geld gaat kosten. Het is dan ook een grote groep. In de vijftiger jaren vluchtten immers zo’n 300.000 Nederlanders uit Nederlands-Indië naar het veilige Nederland. Velen van hen hadden de horrorbeelden van de afschuwelijke Bersiap nog op het netvlies gegrift. Zij kwamen naar een land dat ze nauwelijks kenden en waar zowel de overheid als de inwoners hen als vreemdelingen behandelden. Sterker nog, in het beruchte Rapport Werner uit 1953 werden de zogenaamde Oosterse Nederlanders gezien als een ´gevaar voor de openbare orde´ in Nederland. Wie de discriminatie en de kille, bijna vijandige, ontvangst in Nederland heeft meegemaakt, zal dit niet licht vergeten. Deze kille en vijandige ontvangst was voor het Kabinet Kok-1 reden om Het Gebaar in te stellen.
Het ontraden van de motie door de Staatssecretaris van VWS maakte De Indische Kwestie tot een politiek onderwerp. Dat is betreurenswaardig, aangezien het een parlementaire traditie is, dat zaken rond oorlogsslachtoffers Kamerbreed afgewikkeld worden; juist omdat deze geen speelbal van de politiek mogen zijn. De consequentie is dat Het Indisch Platform zich in politiek vaarwater gaat begeven. Een eerste stap daarin is de Tweede Kamer. Deze moet, los van deRegering, ervan overtuigd worden dat het haar politieke verantwoordelijkheid is om de twee NIOD-studies te behandelen. De Tweede Kamer heeft dit tot nu toe niet willen of kunnen doen. De Tweede Kamer heeft in de richting van de Regering een controlerende functie.
De petitie van Het Indisch Platform richt zich daarom tot de Indische gemeenschap maar ook tot iedere andere Nederlandse ingezetene die hiertegenover sympathiek staat, om zoveel mogelijk handtekeningen te verzamelen ter ondersteuning van de petitie. Dit om de Tweede Kamer te bewegen haar verantwoordelijkheid te nemen en de regering te instrueren om de onderhandelingen met Het Indisch Platform te openen, teneinde een voor alle partijen acceptabele oplossing van De Indische Kwestie te vinden.
Het Indisch Platform is nu bezig om een petitie aan de regering aan te bieden, waarin wordt aangedrongen op een oplossing voor ´De Indische Kwestie´. De voorzitter van het Indisch Platform, Herman Bussemaker, legt uit wat deze kwestie precies inhoudt, en wat de petitie beoogt.
De bedoeling is om de petitie, gesteund door de handtekeningen, in september aan te bieden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer. Het is aan de nieuw gekozen Tweede Kamer om uitvoering te geven aan de in de petitie verwoorde wens van de Indische gemeenschap om eindelijk een streep onder dit zo lang beladen verleden te kunnen zetten.
Vind ik leuk:
Like Laden...
Gerelateerd
Pingback: NOG EEN VOORBEELD VAN DE SCHENDING VAN MENSENRECHTEN DOOR ONZE REGERING! | eunmask
Pingback: DE NÓG GROTERE LEUGEN. | eunmask
Pingback: DE GENOCIDE VAN DE INDISCHE NEDERLANDERS EN DE POSTKOLONIALE DOOFPOT VAN ONZE REGERINGEN! | eunmask
LikeLike
Pingback: DE VERGETEN NEDERLANDERS! « eunmask
De procedure en de schandalige afhandeling:
Een belangrijke rol in de discussie speelt de in 1990 opgerichte Stichting Japanse Ereschulden. De Stichting vraagt Japan om schuld te erken-nen voor de begane misdaden en daarvoor genoegdoening te geven. In januari 1994 diende zij namens 76.000 Nederlandse slachtoffers van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië een schadeclaim in bij de regering in Tokio
Tevens dringt de Stichting er bij de Nederlandse regering op aan de kwestie in Tokio aanhangig te maken. De Nederlandse regering erkent dat aan de slachtoffers geen recht is gedaan, maar verklaarde in 1991 dat zij geen ruimte ziet om deze kwestie opnieuw bij de Japanse regering aan de orde te stellen. In het in september 1951 te San Francisco gesloten vredesverdrag met Japan deden de geallieerden, waaronder Nederland, immers afstand van hun schade-claims.
De Stichting Japanse Ereschulden bestrijdt deze opvatting echter. Zij meent dat de indertijd uitgekeerde bedragen in geen enkele verhouding staan tot de door Japan gepleegde ernstige oorlogsmisdaden en grove schendingen van de mensenrechten
Na moeizame onderhandelingen bereikten beide partijen overeenstemming over het smartegeld. Japan zou $ 10 miljoen (destijds ongeveer ƒ38 miljoen) betalen.45 Dat was aanzienlijk minder dan de $ 27,5 miljoen die Nederland aanvankelijk vroeg.
Ook de Nederlandse regering erkende in 1993, bij monde van minister van Buitenlandse Zaken P.H. Kooymans, dat de slachtoffers van de Japanse bezetting geen recht is gedaan.
Nu is via allerlei organisaties die door Nederland in het leven zijn geroepen, nog geen derde deel van dit bedrag uitgekeerd, omdat men heel slinks heeft gewacht met de uitbetaling, waardoor het grootste deel van de slachtoffers inmiddels is overleden. De nabestaanden, die eveneens de gevolgen van de Japanse oorlog hebben ondervonden, wordt het aan alle kanten moeilijk gemaakt (zoals bewijzen/documenten gevraagd die al lang in Indonesië zijn vernietigd), zodat de regering niet hoeft uit te betalen en het geld in EIGEN zak kan steken!
LikeLike
Pingback: De Japanmse Ereschuld «